In de arbeidsovereenkomst of cao staat doorgaans hoe lang de opzegtermijn voor de werknemer of werkgever is; dit kan verschillend zijn. Als dit niet schriftelijk is vastgelegd, geldt de wettelijke opzegtermijn. Is de werknemer lang in dienst geweest? Dan is de wettelijke opzegtermijn langer dan wanneer de werknemer slechts enkele maanden bij de organisatie werkt.
Voor de werknemer is de opzegtermijn doorgaans 1 maand. Arbeidsrecht wettelijke opzegtermijn voor de werkgever is echter afhankelijk van de duur van het dienstverband:
- 1 maand opzegtermijn bij minder dan 5 dienstjaren
- 2 maanden opzegtermijn bij 5 tot 10 dienstjaren
- 3 maanden opzegtermijn bij 10 tot 15 dienstjaren
- 4 maanden opzegtermijn bij 15 dienstjaren of meer
In overleg met de werknemer kan een langere opzegtermijn afgesproken worden, maar een kortere opzegtermijn is alleen mogelijk als dit bij cao is overeengekomen. Het gaat hier om kalendermaanden. De opzegtermijn begint bijna altijd vanaf de eerste van de volgende maand, ook hiervoor kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt.
Voorbeeld: Francine werkt 3 jaar bij bedrijf X en neemt op 25 februari ontslag. De opzegtermijn begint op 1 maart en duurt 1 kalendermaand, zij kan uit dienst per 1 april.
Het is mogelijk om af te wijken van de wettelijke opzegtermijn, maar in dat geval moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Daarnaast geldt een opzegtermijn niet indien een werknemer op staande voet wordt ontslagen of als er tijdens de proeftijd wordt opgezegd, Arbeidsrecht of door werkgever.
Als de werkgever een kortere opzegtermijn met de werknemer wil afspreken, moet dit in de cao zijn vastgelegd. Verder moet de opzegtermijn minimaal net zo lang zijn als de opzegtermijn voor de werknemer.
De werkgever mag voor de werknemer een langere opzegtermijn hanteren dan de wettelijke 1 maand maar slechts als dit in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd. Ook moet de opzegtermijn voor de werkgever dan twee keer zo lang zijn als de opzegtermijn voor de werknemer. Voor de werknemer geldt een maximale opzegtermijn van 6 maanden.
Voorbeeld: de werknemer spreekt met de werkgever een opzegtermijn van 3 maanden af. In dat geval zal de werkgever een opzegtermijn van 6 maanden moeten aanhouden.
Als een werknemer op staande voet of in zijn proeftijd ontslagen wordt, geldt er geen wettelijke opzegtermijn.
Een werknemer heeft een opzegtermijn van 1 maand, tenzij een andere termijn in de arbeidsovereenkomst is afgesproken. Werknemers die nog in hun proeftijd zitten, hebben geen opzegtermijn. Bij een tijdelijk contract eindigt het contract op de afgesproken einddatum: in dat geval is er geen opzegtermijn voor de werknemer. Wel kan de werknemer eerder opzeggen als hij dit afspreekt met de werkgever en als dit schriftelijk is vastgelegd.
Bij de aanvraag van een WW-uitkering beoordeelt het UWV of de wettelijke of ontslag onderwijs opzegtermijn is gehonoreerd. Indien de opzegtermijn niet is gehonoreerd, zal het UWV het recht op de WW-uitkering opschorten totdat aan de opzegtermijn is voldaan. Daarom kan het zo zijn dat het UWV de eerste maand(en) geen WW uitkeert. Het UWV gaat namelijk uit van de wettelijke opzegtermijn.
Stel, de werkgever heeft een kortere opzegtermijn met de werknemer afgesproken dan de wettelijke opzegtermijn, dan zal het UWV pas WW uitkeren als de wettelijke opzegtermijn is verstreken. Bij een opzegging door middel van een vaststellingsovereenkomst is het dan ook van belang dat de datum van ondertekening voor het begin van de opzegtermijn is.